Grote impact van de nieuwe versie van het NVWA-infoblad 64
Een nieuwe versie van een infoblad van de NVWA zet iedereen toch weer even aan het denken, zeker nu de NVWA ook daadwerkelijk handhaaft op de implementatie ervan.
Dit artikel beschrijft de doelstelling van het infoblad 64, de problematiek die dit met zich meebrengt en geeft tips hoe hier mee om te gaan. Hoewel de principes niet gewijzigd zijn, legt de nieuwe versie de lat hoog voor met name handelaren en retail.
Wettelijke grondslag
Infoblad 64 gaat over het aantoonbaar beheersen van voedselveiligheidsgevaren gerelateerd aan de inkoop van levensmiddelen (incl. grondstoffen). Het beschrijft de interpretatie van de NVWA van de geldende wetgeving (Verordening (EG) Nr. 178/2002, artikel 17 en de verordening (EG) Nr. 852/2005, artikel 3 en 5). Deze nieuwe versie vervangt de vorige versies van infoblad 64 en infoblad 65, waarbij infoblad 64 de beheersing van gevaren van grondstoffen- en infoblad 65 de gevaren van consumptie gerede producten beschreef. Beide onderwerpen zijn dus samengevoegd in één document.
Doelstelling
De wetgeving geeft aan dat een levensmiddelenbedrijf HACCP-principes moet toepassen voor alle stadia van het proces waar zij verantwoordelijk voor is. Dat geldt dus ook voor het inkoopproces. Deze HACCP-principes moeten ervoor zorgen dat alleen veilige producten worden ingekocht en dat eventuele resterende gevaren in het eigen proces worden beheerst. Dit moet aantoonbaar gebeuren. Het infoblad 64 richt zich op de gevaren die het bedrijf zelf niet kan beheersen en die eerder in de supply chain moeten worden voorkomen of beheerst. Het beschrijft de verantwoordelijkheid van verschillende typen bedrijven en geeft aan hoe een bedrijf de beheersing aantoonbaar moet maken.
Verantwoordelijk inkopen
Een bedrijf heeft de verantwoordelijkheid om alleen levensmiddelen in te kopen waarvan de hieraan gekoppelde significante gevaren (die het bedrijf niet zelf kan beheersen) aantoonbaar eerder in de keten zijn beheerst. Om invulling aan die verantwoordelijkheid te kunnen geven, is het nodig om in ieder geval de significante gevaren te hebben benoemd. Als producent, B2B handelaar en importeur moet je aantoonbaar maken dat ze zijn beheerst. Als private label eigenaar en als B2C handelaar moet je over de beheersing ervan afspraken maken met de producent.
De lat ligt hoog
Van elk levensmiddelenbedrijf wordt dus verwacht dat ze op z’n minst de significante gevaren heeft benoemd van de producten die worden ingekocht. Daar ligt een grote uitdaging. Dat betekent dat de producent, B2B handelaar en importeur zich moeten verdiepen in de ingekochte producten en hun ingrediënten. Ze moeten de daaraan gekoppelde mogelijke voedselveiligheidsgevaren inventariseren en daarvan een risicoanalyse uitvoeren om de significante gevaren vast te stellen. Dit is een flinke opgave, maar niet nieuw. Voor de private label eigenaar en B2C handelaar geldt dat ze, samen met de leverancier, de significante gevaren moeten vaststellen. Dit gaat duidelijk verder dan wat in de huidige praktijk gebruikelijk is.
Verificatie beheersing
Omdat het over gevaren gaat die een bedrijf niet in het eigen proces kan beheersen, richt de aantoonbaarheid zich op verificatie van de beheersing door de (keten van de) toeleverancier(s). Omdat het vrijwel ondoenlijk is om elke partij te analyseren, is het van belang om aan te tonen dat de producten afkomstig zijn van betrouwbare leveranciers. Door de leveranciersbeoordeling slim te organiseren kun je hier op een efficiënte manier invulling aan geven. Hierbij is het van belang om na te gaan wat de rol van de directe leverancier is: welke gevaren beheerst hij zelf (en hoe) en voor welke gevaren is hij afhankelijk van zijn leveranciers. Soms is de beheersing van gevaar nauwelijks toe te kennen aan één leverancier en is het meer afhankelijk van de regio of het type product. Hiermee moet rekening worden gehouden bij de manier van beheersing en de wijze waarop dit moet worden geverifieerd.
Certificaten
Het doen van leveranciersaudits of het inkopen bij gecertificeerde leveranciers is een andere manier om de betrouwbaarheid van een leverancier aan te tonen. Het infoblad geeft aan waaraan een audit en het auditrapport moet voldoen. Het komt er op neer dat er op gevaarniveau moet worden beoordeeld, dat alle gevaren worden beoordeeld. Het rapport moet inzage geven in de feiten op basis waarvan de auditor tot de conclusie komt dat het gevaar is beheerst.
Het infoblad verwijst ook naar ketenborging.nl. Het plaatst hier echter wel een grote disclaimer: De hier genoemde certificaten voldoen niet omdat er niet wordt voldaan aan de genoemde eisen van een audit. Met uitzondering van één certificaat: Riskplaza-audit+. Deze voldoet wel.
Het wordt niet altijd goed begrepen waarom een GFSI-certificaat niet voldoende is: dat zou toch ook goed moeten zijn? Tijdens de GFSI-audits is er echter te weinig tijd voor een gedegen toetsing van de beheersing van grondstofgevaren en ook het rapport geeft onvoldoende informatie. Daarom geven deze schema’s onvoldoende zekerheid.
RiskPlaza
De NVWA heeft wel voldoende vertrouwen in het Riskplaza-audit+ certificaat. Dankzij de koppeling van het certificatieschema aan de Riskplaza-databank voor grondstofgevaren is de gevarenidentificatie zeer zorgvuldig. Het auditprotocol garandeert een diepgaande audit. Het gedetailleerde auditrapport geeft inzicht dat het bedrijf voedselveilige producten inkoopt. Dat beloont het NVWA met verminderd toezicht op gecertificeerde bedrijven.
Omdat Riskplaza een geldig GFSI-certificaat als voorwaarde stelt, worden ook de gevaren aantoonbaar geborgd die het bedrijf zelf beheerst. De combinatie van deze certificaten geeft een unieke borging. Daarom mogen afnemers van Riskplaza-audit+ gecertificeerde leveranciers ervan uitgaan dat de voedselveiligheidsgevaren zijn beheerst. Er zijn geen aanvullende verificatie acties meer nodig. Inkopen bij een leverancier die Riskplaza gecertificeerd is, levert daarom een enorme besparing op.
Zelfvertrouwen over veilige producten
Gecertificeerde bedrijven worden bij de Riskplaza-audit uitgedaagd om over relevante gevaren na te denken en om te kijken hoe een bedrijf zichzelf (en daarmee de auditor en ook de NVWA) kan overtuigen dat het gevaar onder controle is. Dankzij deze discussie wordt een bedrijf niet snel verrast door vragen van afnemers of de NVWA. Het verhoogt het zelfvertrouwen dat de producten die worden geproduceerd echt veilig zijn voor afnemers en consumenten. Hoewel Riskplaza in het buitenland nog niet zo bekend is, kunnen bedrijven met het Riskplaza-audit+ certificaat en (delen van) het audit rapport ook buitenlandse afnemers goed overtuigen dat ze te maken hebben met een betrouwbare leverancier. Dit dankzij de externe onafhankelijke toetsing.